Synchromesh

Synchroniseerringen zorgen ervoor dat we in onze Mini zonder kraken van de ene in de andere versnelling kunnen schakelen. Hoewel, enige voorzichtigheid is wel geboden. Anders dan sommigen denken zijn alle tandwielen die de verschillende vertragingen van de krukas toerentallen naar het differentieel verzorgen steeds volop met elkaar in aangrijping. Welke vertraging er gebruikt wordt, ligt eraan welke schakelmoffen er ‘in het werk’ geschoven zijn. In die moffen zitten aan weerskanten klauwen die –met enige ruimte- passen in de klauwen die aan de tandwielen zitten. Bij het schakelen wordt de betreffende mof naar het gewenste tandwiel toe geschoven en is het de bedoeling dat de klauwen elkaar grijpen. Dat kan maar het beste gebeuren wanneer de mof met hetzelfde aantal omwentelingen draait als het tandwiel. Ze ‘synchroon’ lopen. Daarvoor dienen de synchromesh ringen. De ring zit vastgehaakt in de mof. De ring heeft aan de binnenkant een schuin vlak. Dat vlak past nauwkeurig rondom een even zo schuin vlak aan de zijkant van de klauwenring aan het tandwiel. Bijzonderheid is, dat aan het vlak van de synchroring daar zitten haarfijne ribbeltjes, keurig in het vlak van de draairichting. Nu komt het. De hele boel draait in de olie. Beide vlakken zijn dus zeepglad. En toch moeten ze elkaar zo grijpen, dat de toerentallen zich op elkaar instellen. Daarvoor duwen we tegen de versnellingspook. Onze duwkracht dwingt de haarfijne ribbeltjes om door de olie heen te snijden en in directe aanraking –metaal op metaal- te komen met het andere vlak. Zodra dat lukt voel je de weerstand in de schakelpook wegvallen en krijg je hem ‘in de versnelling’. Daarom doe je er goed aan om rustig te schakelen. Geef de synchroringen de tijd om hun werk te doen. Er komen versnellingsbakken binnen met gebroken synchroringen. Er is zo hard tegen de pook geduwd dat een ring knapte. Het is ook niet verkeerd je aan te wennen om de koppelingspedaal werkelijk in te drukken bij elke schakeling. Hoe vlotter en verder de koppeling vrijkomt, des te makkelijker heeft de synchroring het. Vooral de synchronisatie van drie naar twee heeft in de praktijk het meest te lijden. Als je in de tabel met overbrengingsverhoudingen kijkt en uitrekent hoe groot de stappen onderling procentueel zijn, dan zie je dat dit het grootste ‘gat’ is. Bovendien; in het H patroon van de bediening trek je ook wel heel gemakkelijk in één vloeiende ruk van drie naar vier, nietwaar? En rally auto’s dan? Die schakelen sequentieel, zonder koppelen! Ja, die hebben maar twee of drie klauwen in de moffen –de tussenruimte is groter dan de gevulde ruimte (altijd raak)- en de synchronisatie ringen worden voor elke rit vervangen, niet waar? Zoiets wil je in je Mini niet hebben. Bij afremmen op de motor en weer op het gas gaan hoor je de klauwen klik-klakken.