Motor, niet aanslaan

De startmotor draait de krukas mooi rond, maar ‘aanslaan’, ho maar. Dan zijn er twee mogelijkheden; ‘hij’ krijgt geen benzine’ of, ‘hij’ krijgt geen vonk. Daar kun je (van) alles over lezen bij het onderwerp carburatie en het onderwerp distributie, ontsteking. Laten we eerst naar de ontsteking kijken. Wanneer de startmotor de krukas ronddraait, moet de verdeler vonken afgeven. Om dat te controleren kan je de centrale hoogspanningskabel uit de verdelerkap trekken. Dat is de kabel die van de bobine af komt. Wanneer je de kern van die kabel een paar millimeter van een van de kopbouten af houdt terwijl iemand de contactsleutel op starten houdt, moet je de vonk van de kabel naar de kopbout zien overspringen. Houd de kabel vast met een geïsoleerde tang, want als de kabel niet zo goed geïsoleerd is, kan je een schok krijgen wanneer je hem met de blote hand vasthoudt. Zeker, als je daarbij met je andere hand op de auto steunt om niet voorover te vallen. Alternatief is; met een schroevendraaier de –dichte- contactpuntjes even open drukken, dan moet de vonk vanaf de bobine hoogspanningskabel ook overspringen. Trouwens, als je zo de contactpunten opent, moet er op dat moment tussen de contactpunten ook een –kleine- vonk overspringen. Heb je vonk, dan moeten ook de bougies willen vonken. Controleer of de bougiekabels wel goed aangesloten zijn. De ontstekingsvolgorde is 1342 en de rotor draait tegen de klok in. Als je twijfelt welke kabel naar de eerste cilinder moet, lees dan de hierboven aangegeven Wiki pagina over; distributie, ontsteking. Het gebeurt, dat de koolstof stift die in het midden aan de binnenkant van de verdelerkap –met een veertje erachter- zit, eruit gevallen is. Of, opgebrand. Doet ‘hij’ het nog niet; stap dan over op, ‘heb ik benzine’? Geen vonk? Dan moet je controleren of de bobine voeding krijgt uit het primaire circuit via de onderbreker. Met een proeflampje of een voltmeter of multimeter kan je gewaar worden of je stroom op de bobine krijgt. Hou er daarbij rekening mee, dat, als de contactpunten open zijn er geen stroom komt. Je moet dus meten terwijl de startmotor loopt om gewaar te worden of er telkens stroom komt als de contactpunten sluiten. Heb je voortdurend stroom; dan gaan de contactpunten dus niet open en komt er ook geen vonk. Heb je helemaal geen stroom, gaan dan de contactpunten wel dicht? Naar gelang je gewaarwording, weet je wat je te doen staat als er iets niet klopt. De voeding naar de contactpunten komt vanaf het contactslot. Het kan je ook overkomen dat de bobine doorgebrand is. Dan heeft de isolatie van de individuele draadjes het begeven en wordt de kortsluiting steeds erger. Wellicht heb je dan al eens gemerkt dat de bobine ‘gloeiend’ heet werd. Heb je wel voeding en staan je contactpunten goed, dan kan het nog aan de condensator liggen. De condensator ‘vangt’ de stroom op die door de onderbreking ‘pats’ afgebroken wordt waardoor het effect van het wegvallen van de stroom in de primaire kring van de bobine aanzienlijk ‘dieper’ wordt, wat zich vertaalt in een zoveel hogere reactie-hoogspanning in de secundaire kring. Een ‘dikkere’ vonk, dus.

Laten we nu naar de brandstofvoorziening kijken. Heb je wel benzine in de tank? Zo ja, komt er benzine uit de benzinepomp? Trek daarvoor de benzineslang los die aan de carburateur zit. Even het luchtfilter eraf, zodat je kunt zien wat je doet. Even starten; er moet nu benzine uit de slang komen. Zo niet; dan heb je een verstopping. Komt er benzine uit de slang, dan zou de motor moeten willen starten. Je kunt kijken of er benzine in de vlotterkamer staat door het vlotterkamerdekseltje even los te maken en er onder te kijken. Je hebt dan kans dat je het pakkinkje stuk maakt. Een reserve exemplaar bij de hand, is dan wel erg prettig. Het doet zich wel eens voor dat het slangetje wat vanuit de voet van de vlotterkamer naar de sproeier in de carburateur gaat verstopt is waar het in de voet van de vlotterkamer steekt. Daar zit namelijk een rubber ringetje wat de vloeistofdichte afsluiting verzorgt. Dat werkt zo; je doet het ringetje om het uiteinde van het slangetje en steekt het slangetje met ringetje in de opening. Je moet daarbij van bovenaf in de vlotterkamer kijken, of je het slangetje door het gaatje onderin ziet komen. Dat gaatje is maar nét groot genoeg voor het slangetje. Het ringetje blijft vóór het gaatje steken. Nu draai je de wartel waarmee het slangetje in de vlotterkamer komt vast te zitten in het gat en zodra je weerstand voelt draai je nog een halve slag door. Hierdoor wordt het rubber ringetje samengedrukt, zodat het vloeistofdicht om het slangetje knelt en vloeistofdicht tegen de wand rond het gaatje waar het slangetje door steekt knelt. Het gebeurt wel eens dat mensen de wartel nog wat aandraaien, wanneer het slangetje daar wat begint te lekken. Dat gaat niet goed. Effect is, dat het rubberringetje het slangetje zo samenknijpt, dat daar nauwelijks of geen benzine meer door kan en tegelijk dringt het rubber ook door het gaatje heen waar het slangetje door steekt en verstopt de ingang van het slangetje. Conclusie; je moet altijd een nieuw ringetje gebruiken als het slangetje gaat lekken. Je kunt aan de balk die over het schutbord loopt –vlak onder de carburateur- zien of het slangetje lekt. Het is daar dan verdacht ‘schoon’. Heb je wel vonk en wel benzine en toch niet starten? Kijk dan of het uittrekken van de chokeknop wel het effect heeft dat de sproeier die van onder in de carburateur steekt naar beneden komt als jer aan de knop getrokken wordt. Tenslotte kan het nog zijn dat er zoveel ‘valse lucht’ getrokken wordt, dat de motor niet start. Om meer hier over te weten, zoek de Wiki pagina over carburatie op.